Mona Vatamanu en Florin Tudor, Surplus Value

Mona Vatamanu en Florin Tudor werken sinds 2000 samen. Binnen een werkwijze die een verscheidenheid aan media omvat (van installatie tot schilderkunst, fotografie en film) richten zij zich op een verkenning van de formele manifestaties van ideologieën (of deze nu communistisch of kapitalistisch zijn) en de verschuivingen daarbinnen. In hun onderzoek van de materiële en symbolische resten van ideologieën houden de kunstenaars zich bezig met de politiek van de herinnering. Hun werk deinst er niet voor terug om het inherente geweld van historische transformaties, om Marx te parafraseren, aan de orde te stellen, noch de mogelijkheden voor het individu om in zulke omstandigheden politiek in actie te komen.

Vatamanu en Tudor behoren tot een specifieke generatie in Roemenië: een generatie die geboren werd tijdens de geboortegolf die eind jaren zestig begon (en in grote mate beďnvloed was door de biopolitieke maatregelen van het Ceausescu-regime), en volwassen werd op de barricaden van de Roemeense Revolutie in december 1989 en tijdens de protesten in het voorjaar en de zomer van 1990. Na het enthousiasme en de tijdens de Revolutie gesmede solidariteit en de erop volgende diepe ontgoocheling vanwege de gewelddadige onderdrukking van de protesten van 1990 door medeburgers die door het nieuwe regime waren ingezet, speelde deze generatie een sleutelrol bij het vestigen van het overheersende ideologische kader van de afgelopen twintig jaar in Roemenië. De hegemoniale cultuur die er uit voortvloeide is diep geworteld in anticommunisme – een houding die ieder progressief denken verwerpt dat modellen voor sociale solidariteit of collectieve actie impliceert, evenals pogingen om de herinnering aan het communistische verleden, samen met de eraan voorafgaande geschiedenis en de erop volgende overgang, kritisch te bespreken. In deze kortzichtige context waarin men zich steeds maar weer als historisch slachtoffer ziet, zijn de stemmen van Vatamanu en Tudor een uitzondering. Aan de basis ligt hun inzet om die geschiedenis (haar representatievormen en herinneringsverhalen) opnieuw onder ogen te zien, maar ook hun sterke gevoel van universalisme: hun positie en verantwoordelijkheid zien zij in een publieke arena die verder reikt dan de grenzen van de Roemeense cultuur.

De tentoonstelling Surplus Value bij BAK, basis voor actuele kunst, is de meest omvangrijke presentatie van hun werk tot nu toe. Maar in plaats van als een prematuur retrospectief moet deze tentoonstelling, het resultaat van een langlopende dialoog tussen de kunstenaars en de instelling, gezien worden als een poging om het terrein van het engagement en de strategieën van Vatamanu en Tudor structureel te analyseren. De tentoonstelling is ook een onverminderde voortzetting van hun waarnemingen en acties met betrekking tot de werkelijkheid van de wereld van vandaag.

Calea [The Path] (2009), een grote nieuwe installatie die voor de tentoonstelling bij BAK is gemaakt, is een subtiel maar desalniettemin complex commentaar, waarvan de implicaties aan veel thema’s raken waarmee de kunstenaars voorheen hebben gewerkt. De bezoekers komen hier via een houten pad, dat aangelegd is over een massa roest die de hele vloer bedekt, een groot vertrek binnen. In een van de muren is een gewelfachtige opening gevuld met staven die helemaal van roest zijn gemaakt. Calea is een meervoudige betekenaar, en als we bij deze hermeneutische oefening een economische interpretatie voegen, wordt het verhaal nog complexer. Roest, een nevenproduct van op zware industrie gerichte, fordistische (op massaindustrie en –consumptie gebaseerde) samenlevingen en tegelijkertijd een symbool (maar wel een solide en reëel symbool) van hun verval, betreedt het domein van de postfordistische, neoliberale en postcommunistische logica als verlies en als oneindige bron van de kapitalistische accumulatie. De neoliberale luchtbel, die we op dit moment in feite uiteen zien spatten, was grotendeels het resultaat van winstgroei op basis van verliezen, risicovolle hypotheken, onbetaalbare schulden en negatieve balansen die eindeloos vermenigvuldigd werden als om uit de drift van het vermenigvuldigen winst te halen. Je kunt zeggen dat dit allemaal ‘gebouwd’ was op de roest van onze oude industriële samenleving, die zwanger ging van de nieuwe samenleving van immaterieel kapitaal.

Plus valoarea [Surplus Value] (2009), de meest recente film van Vatamanu en Tudor, die ook ter gelegenheid van deze tentoonstelling is gerealiseerd, onderstreept de inherente tegenspraken van het systeem van accumulatie en verlies, maar brengt deze universele observatie naar voren middels een autobiografische verwijzing die specifiek de Roemeense context betreft. Voor 1989 moesten leerlingen handvaardigheidlessen volgen, voornamelijk breien voor meisjes en houten metaalsnijden voor jongens. De valkuil bleek echter aan het eind van het schooljaar, wanneer de leerlingen hun eigen gefabriceerde objecten moesten terugkopen, waarbij de prijs evenredig steeg met de complexiteit van het stuk snij- of breiwerk. In Plus valoarea reproduceren de kunstenaars een van de eerste van die lessen, het met de hand fijnsnijden van een stukje metaal tot er niets van overblijft. Het terughalen van de herinnering aan die pedagogische taak gaat verder dan de absurditeit van de economische maatregelen van socialistische economieën – de geplande, maar even goed de kapitalistische onder staatstoezicht. Het stelt vragen bij de betekenis van arbeid, winst en materialiteit.

Intalnire cu Istoria [Appointment with History] (2007–2009) bestaat uit een reeks kleine schilderijen die negentiendeeeuwse realistische technieken hergebruiken en een breed scala aan taferelen laten zien, van een recente antikapitalistische demonstratie in Bazel, een rij mensen die ten tijde van communisme buiten voor een warenhuis staat, menigten op Alexanderplatz in Berlijn in 1989, tot een scčne uit de film Imposibila iubire [Impossible Love] (1983), waarin een arbeider in de jaren vijftig de wereld in aanbouw aanschouwt. De reeks keert terug naar de geschiedenis van de realistische beeldtaal voor een sociaal gedachtegoed binnen de kunst en maakt zich sterk voor een huidige vertegenwoordiger van het realisme, een realisme dat zich ten volle bewust is van zijn gecompliceerde vroegere instrumentaliseringen.

In deze lijn van denken kunnen we ook Dust, Grzybowska 51 (2008) interpreteren, een fotoserie die een actie documenteert die door de kunstenaars is uitgevoerd op een leeg perceel in Warschau. Plekken als deze zijn bijna emblematisch geworden voor de steden in Oost-Europa. Ze staan zowel voor de verwoestingen en trauma’s uit het verleden, de onvervulde beloften van een nieuwe samenleving, als voor de postcommunistische razernij van de neoliberale bouwhausse. Het betreffende landschap in Warschau past perfect in dit beeld. Het perceel wordt omgeven door een mix van vervallen oude panden en even vervallen socialistische woonblokken, met verder aan de horizon nieuwe hoogbouw uit glas en staal, kranen en containers met de logo’s van vastgoedontwikkelaars. Ergens in het midden van het lege perceel graven de kunstenaars een vierkant gat en vullen het met cement. Het vierkant kan gezien worden als een vormgerelateerde afstammeling van modernistische en minimalistische constructies die we uit de geschiedenis van de kunst kennen. Maar door deze verwijzing in een actie te presenteren waarvan de betekenis de formele aspecten overstijgt, leveren de kunstenaars een duidelijk commentaar op de spanning tussen de ‘autonomie van de kunst’ en haar politieke verantwoordelijkheden. Evenals in hun andere werken kiezen de kunstenaars hier voor een aansluiting bij een bepaalde traditie van het modernisme, een traditie die de betekenis van het modernisme in de eerste plaats als een politieke opvatte.

Een soortgelijke ethiek die de artistieke subjectiviteit als de bron positioneert van bescheiden maar idealistische gebaren, gericht tegen de dominante narratieven, is te zien in twee korte video’s: Manifestul [The Manifesto] (2005) en Praful [The Dust] (2006). Manifestul laat de kunstenaars zien terwijl ze lege vellen wit papier in de avondlucht uitstrooien vanaf de top van een hoog gebouw in een modernistische arbeiderswijk in Wenen, een verwijzing naar de geheime verspreiding van kopieën van politieke manifesten in de publieke ruimte. In Prafulvullen de kunstenaars hun zakken met stof van de plek waar nu een van de kerken (Schitul Maicilor) staat die in de jaren tachtig door Ceausescu waren verplaatst tijdens zijn ‘systematisering’ van Boekarest, en brengen zij het stof terug naar de oorspronkelijke plek van de kerk. Zij voeren zo een historische herdenkingsactie uit, maar deze is bijna intiem en staat in scherp contrast met de door de staat gesponsorde ceremonieën waarin de grond van een heilige plaats naar een andere wordt gebracht.

De politiek van de herinnering is ook de katalysator van een andere film,Procesul [The Trial] (2004 –2005), maar op een meer confronterende manier. We zien een fascinerende opeenvolging van socialistische seriegebouwen in Boekarest, gefilmd vanuit een rijdende auto. De soundtrack die deze beelden begeleidt bestaat uit een monotone voorlezing van het transcript van het schijnproces tegen Nicolae en Elena Ceausescu in december 1989 dat tijdens de Roemeense Revolutie plaats vond. De socialistische woonblokken die het gezicht van Boekarest en veel andere Roemeense steden drastisch veranderd hebben, zijn vanwege hun alomtegenwoordigheid en zichtbaarheid na 1989 een van de belangrijkste symbolen van het communistische erfgoed geworden. De abruptheid van de omwenteling van 1989, die met geweld en de onwettig verklaring van het regime in luttele dagen tot stand kwam, werd in gang gezet met de moord op het dictatoriale paar. Deze feiten hebben het gehele oude communistische regime getransformeerd in een historische voetnoot binnen het dominante discours. Ze zijn veranderd in non-geschiedenis. Vandaar dat iedere werkelijkheid die uit die tijd stamt of ermee verbonden is slechts als een vreemde entiteit gesmoord en geëlimineerd kan worden, waarbij de mogelijkheid van nuanceringen en gedeeltelijke recuperaties bij voorbaat is uitgesloten. Zo worden de seriegebouwen, blocurile, waarvan de esthetische en functionele missers niet te ontkennen vallen, behandeld in quasi biologische termen, als een ‘gezwel’ dat het gezicht van een authentiek Roemenië heeft aangetast, het Roemenië met bucolische boerenhuizen of Europese bourgeoisie-architectuur. Deze traumatische houding tegenover het verleden is gewekt door de gewelddadige berechting van de dictators, een brute en toch gemakkelijk te rechtvaardigen moord die gemaskeerd werd door de ritualistische performance van een legaliteit die nog moest komen. Maar het werkelijk betekenisvolle verband tussen het verhaal van de beelden en het verhaal van de soundtrack inProcesul is te vinden op het vlak van het falen: het falen van een modernistisch ideaal, het falen van een verzoening met dat falen, en het tegenwoordige falen van het bespreekbaar maken van een manier om te leven in het materiële en mentale landschap dat door onze geschiedenis gevormd is.

Dit falen om het verleden van Roemenië met een constructieve distantie te benaderen is meesterlijk, maar toch zo eenvoudig, naar voren gebracht inPalatul [The Palace] (2003–2004), een two-channel video-installatie die twee verschillende rondleidingen door het House of the People laat zien, Ceausescu’s megalomane bouwwerk in Boekarest, waarvoor in de jaren tachtig een derde van de oude stad met de grond gelijk gemaakt werd. De clandestien gefilmde gidsen, een man en een vrouw, tonen verschillende houdingen tegenover het gebouw en het regime dat het mogelijk maakte, hoewel de lijnen van tegenspraak vaak meer door het betoog van ieder van de gidsen zelf lopen dan tussen elkaars verhalen. We krijgen zo een beeld te zien van twee (jonge) Roemenen, die verwarrend schuiven tussen onzeker nationalisme, trots en ontzag voor het massieve bouwwerk, het bewustzijn van de dramatische mensenoffers achter de bouw van het Paleis, en een dubbelzinnige houding tegenover zijn huidige functie als zetel van het Parlement van het nieuwe regime. We kunnen gerust zeggen dat dit onvermogen om met je geschiedenis in het reine te komen en een verantwoordelijke positie voor het heden te formuleren (ook al is dit in deze video omschreven met het oog op een specifieke situatie in Roemenië) boekdelen spreekt over een zeker ideologisch tijdsgewricht waarin wij ons vandaag de dag bevinden, en dat veel verder reikt dan het geval van één bepaald land.

A text authored by Cosmin Costinas, the curator of Surplus Value, an exhibition by Mona Vatamanu and Florin Tudor, on view at BAK from 6 September till 9 November 2009. For more information regarding Surplus Value, the first research exhibition within the long-term project FORMER WEST (2008–2016), please see here.