Gemeenschap van Afwezigheid. Een gesprek met Haegue Yang

Bij oppervlakkige beschouwing kan het werk van Haegue Yang maar al te gemakkelijk worden opgevat als simpele ready-mades. Haar werken komen tot stand door het opzettelijk uitwissen, op een verkeerde plek zetten of lichtelijk vreemd herschikken van alledaagse of triviale objecten. Maar aan diegenen die de moeite nemen zich in de diepere gelaagdheid van Yangs werk te verdiepen, openbaart zich een onbekend terrein. Wie dit domein betreedt wordt uitgenodigd de afstand tussen zichzelf en de ordenende sociale structuur van deze objecten te observeren en zichzelf te zien als een sociaal, maar tegelijkertijd ook singulier wezen. Haegue Yang spreekt met Binna Choi over haar tentoonstelling bij BAK en vertelt over een aantal recente veranderingen in haar artistieke benadering en hoe ze in haar werk een soort ‘gemeenschapsruimte’ probeert te creëren.

Binna Choi: In mijn ogen heeft je werk te maken met een hevig conflict tussen maatschappijkritiek en een zeer persoonlijke, radicaal subjectieve emotionele lading. Storage Piece (2004) is in dit verband wellicht een veelzeggend voorbeeld. Je liet een aantal van je eerdere werken – objecten die zich op verschillende plaatsen in de wereld bevonden – naar een galerie overbrengen en toonde ze opgestapeld op pallets, alsof ze nog maar net waren aangekomen. De aanwezigheid van deze ‘sculptuur’ bracht een aantal onvermijdelijke tegenstellingen aan het licht tussen de behoeften van het kunstsysteem en die van de kunstenaar, tussen de verwachtingen van het publiek en die van de kunstenaar.

Haegue Yang: Storage Piece is absoluut een essentieel werk in het opzicht dat ik, ondanks de aarzelingen die ik daarbij voelde, verwijzingen naar mezelf heb durven laten zien. Ik werd geconfronteerd met het ironische feit dat ik enerzijds geen ruimte had om werken op te slaan en anderzijds ruimte kreeg aangeboden om werk te exposeren. Mijn reactie was deze situatie te laten zien door beide omstandigheden te verwisselen en naast elkaar te plaatsen. Het leek een soort complot in die zin dat geen van beide problemen worden opgelost en uiteindelijk onbespreekbaar en onverzoenlijk blijven. Ironisch genoeg werden mijn werken zo opnieuw in omloop gebracht doordat het werd verkocht aan een privé-verzamelaar. Het conflict waar jij op duidt kwam hierdoor in mijn ogen nog duidelijker naar voren.

BC: Wat ik interessant vind, is dat je bij het produ-ceren van Storage Piece verbale uitspraken bent gaan gebruiken en bent opgeschoven naar het domein van het private en intieme. Dat is met name goed voelbaar in je twee video-essays Unfolding Places (2004) en Restrained Courage (2004). In beide werken spreekt een stem in de eerste persoon over haar eigen kwetsbare toestand en geeft als in een soort biecht observaties prijs. De stem vertelt over gevoelens van eenzaamheid en vervreemding.

HY: De bespiegelende wijze waarop ik in mijn video’s naar mijn omgeving kijk is inderdaad zeer persoonlijk. Als ik er nu over nadenk, dan waren mijn eigen gevoelens van eenzaamheid en kwetsbaarheid toen heel belangrijk voor me, hoewel dat nog niet betekent dat ik toen ook in die werken bewust bezig was met dat ‘biechtaspect’. Het is eerder zo dat dit soort gevoelens anderen de kans geven te ‘participeren’ in zijn of haar individuele beleving en dat de gedeelde gevoelens een soort menselijk vlechtwerk creëren. Zo denk ik ook over de vraag hoe het politieke in de ‘gevoelsbeleving’ kan worden geďntegreerd, of met andere woorden, hoe je je gevoelens kunt uiten zonder een bepaalde politieke stellingname te hoeven verlaten. Ik let goed op dat ik geen van beide concepten inperk, zodat er genoeg ruimte blijft om te reageren op de rationele, ogenschijnlijk ‘liberale’ kapitalistische maatschappij en kritisch bewust te blijven hoe snel een ‘politieke’ stellingname iets louter modieus wordt.

BC: Kan een bepaald onuitgesproken standpunt – een ‘indirecte’ houding die jij lijkt aan te nemen tegenover de in de politiek ingebedde werkelijkheid – in dit opzicht verder worden uitgewerkt? Een van de meest schrijnende scčnes in Restrained Courage is bijvoorbeeld het moment waarop de verteller ziet hoe een dakloze door de politie in elkaar wordt geslagen en na enige tijd de plaats des onheils verlaat zonder te hebben ingegrepen. Vervolgens vertelt ze hoe pijnlijk het is om hulpeloos te moeten toekijken.

HY: Dat idee van ‘indirectheid’ intrigeert me. Zoals je weet was het politieke klimaat waarin ik opgroeide in Zuid-Korea extreem gepolitiseerd en politiek gepolariseerd. Toch heb ik me nooit ingelaten met een bepaalde politieke beweging of activiteit, hoewel veel mensen uit mijn directe omgeving, waaronder mijn eigen familie, rechtstreeks betrokken waren bij de linkse progressieve beweging. Hoe komt het toch dat ik de neiging heb afstand te nemen van zoveel dringende politieke kwesties en gebeurtenissen om me heen? Ik beweeg me in een soort territorium waar mijn standpunt niet volledig benoemd of gecultiveerd, of door anderen voor eigen doeleinden aangewend kan worden. Het is een ‘territorium’ waar je een ‘dichter-activist’ kunt worden die in staat is radicaal te handelen. Dit radicale handelen is niet helemaal in overeenstemming met het algemeen erkende concept van democratie en heeft vaak betrekking op het niet-politieke domein. Wat mij interesseert is hoe je in dit opzicht toch een politiek wezen kunt zijn. Wat jij de ‘indirectheid’ in mijn werk noemt is dus het directe gevolg van dit proces – een poging om geëngageerd te zijn zonder dogma. Sommige van mijn werken, waarin ik zwijg over ‘onzichtbare’ aspecten van politieke en ethische gebeurtenissen, kunnen ook door deze bril worden bekeken. Illiterate Leftovers (2004) is een voorbeeld hiervan. Het kwam voort uit het non-verbale communicatieritueel via de fax, waarbij op ieder vel slechts mechanische sporen van de machine worden achtergelaten. Mijn wens en bereidheid me met de ‘daad van het spreken’ bezig te houden, worden omgezet in een zeer controversiële ‘stille spraak’ die een gemeenschappelijke spraakprocedure laat zien, maar geen enkele leesbare/zichtbare boodschap oplevert die gedeeld kan worden.

BC: Voor mij ligt het subversieve potentieel van je werk op het punt waar ‘de daad van het spreken’ en de stilte bij elkaar komen. Maar ik vraag me af hoe je keuze om je nieuwe werk in Brazilië te filmen zich tot dit potentieel verhoudt. In eerder videowerk werden de getoonde locaties ‘bijeengebracht’ door je handcamera, de plekken waar je toevallig heen ging of voorbij kwam. Maar ditmaal maakte je een ‘bewuste’ keuze waar je wilde gaan filmen.

HY: Na al mijn omzwervingen groeide bij mij de behoefte me vast te leggen op één bepaalde plek waar ik me emotioneel bij betrokken kan voelen en die ik intellectueel respecteer. Deze plek moet niet worden verward met een intellectuele kring of een gemeenschap met een gedeelde smaak en belangstelling. Ik koos Brazilië als een voor mij metaforische plaats, een verre onbekende locatie waar ik wilde onderzoeken hoe je het simpele onderscheid tussen de ene gemeenschap en de andere, tussen ‘thuis’ en ‘geen thuis’ kunt opheffen. De reis naar Brazilië was voor mij een zoektocht naar een gemeenschap die ik in navolging van Bataille een ‘gemeenschap van afwezigheid’ zou willen noemen, een ‘gemeenschap van diegenen die geen gemeenschap hebben’. Met andere woorden, waar ik aan denk is een gemeenschap van het meervoud waarin men niets gemeen heeft behalve een voortdurend zelfonderzoek en een vreemd soort optimisme. Het zou een soort denkbeeldige – niet-utopische – gemeenschap moeten zijn die zich buiten ieder ontdekbaar of zichtbaar kader, misschien ergens in mijn hoofd, bevindt.

BC: Naast deze video’s wil je in je tentoonstelling bij BAK bepaalde omstandigheden creëren waarin je gemeenschapsopvatting tot uiting kan komen. Je wilt allerlei technische apparaten gebruiken zoals kachels, luchtbevochtigers, elektrische ventilatoren en geurverstuivers. De werkwijze lijkt dezelfde als bij eerder werk: gewone dingen op een vreemde of ‘onregelmatige’ manier herschikken en ze vastleggen in video’s. Maar een opmerkelijk verschil met je eerdere werk is dat je ditmaal elementen hebt gekozen met een geringe ‘sociale’ betekenis en dat je een sterker beroep doet op de zintuiglijke beleving.

HY: Ik wil reageren op de ‘neutraliteit’ die men van tentoonstellingslocaties verwacht: een verfijnde cultuurruimte naar postmodern Westers model. Ik wil spelen met het concept van een voorwaardelijke ‘setting’ van de kunstruimte en een beroep doen op de zintuiglijke beleving van de bezoekers, het idee van ‘gevoelsbeleving’ waar ik het eerder over had verder ontwikkelen. Ik wil een directere dimensie van het ‘waarneembare’ aanboren. Wat je als heet, koud, vochtig of stinkend ervaart is zowel fysiek als maatschappelijk bepaald. Op die manier wil ik een open podium voor de zintuigen creëren met een grote toegankelijkheid en veel mogelijkheden tot directe waarneming voor het publiek. Zo wil ik een mysterieuze, maar ‘(on-)gewone’ omgeving creëren waar het enigszins breekbare en kwetsbare idee van een ‘gemeenschap van afwezigheid’ vorm kan krijgen.

Onderdeel van Unevenly, een tentoonstelling door Haegue Yang.