Future Vocabularies: Survival

In de komende drie jaar krijgt het programma van BAK, basis voor actuele kunst – een discursieve ruimte voor de dialoog tussen kunst, kennis en engagement – gestalte via het project Future Vocabularies. Dit project is opgezet als een veelzijdige serie onderzoeken, tentoonstellingen, curricula, conferenties en publicaties en loopt gedurende een aantal opeenvolgende semesters, van 2014 tot 2016. De programma’s komen tot leven in dialoog met onderzoekers, of fellows – kunstenaars, wetenschappers en activisten – die samen met ons de agenda’s opstellen voor de semesters en tegelijkertijd de mogelijkheid onderzoeken van een theoretisch onderbouwd en politiek gedreven kunstinstituut – en met name de taken en verantwoordelijkheden van zo’n instituut – in het licht van de radicaal veranderende structuur van machtsverhoudingen binnen de mondiale conditie van het heden. Het project gaat in de eerste helft van 2014 van start met een eerste lemma in het vocabulaire over overleven, oftewel survival. De bedoeling is dat deze reeks de basis gaat vormen voor meerdere conceptuele discoursen waaruit de latere thema’s en methodes voortvloeien voor zowel ons denken als ons handelen. Anders dan de latere semesters, waarbij steeds wordt samengewerkt met een individuele onderzoeker, brengt het eerste semester meerdere kunstenaars en theoretici samen uit belangrijke vroegere en lopende projecten van BAK.[1] Hiermee willen we vanuit zowel gesprekken met ons publiek als ons kennisarchief, een rode draad spannen, opgebouwd uit diverse samenwerkingsstructuren, richting de onbekende toekomst. Onder de noemer van (herbezinning op) overleven, wordt er met het project gepoogd concrete proposities ten uitvoer te brengen die, vanuit de ineengestorte, door crisis belaagde beslotenheid van het heden, “de omstandigheden van het mogelijke” verkennen – niet in een daad van verzet tegen, maar “ondanks de tijden” waarin we leven.[2]

Een dergelijk denken en handelen ondanks de tijden, zo stelt filosoof Rosi Braidotti,[3] impliceert een beweging “niet binnen de strijdlustige modus van oppositioneel bewustzijn, maar als een nederig en inspirerend gebaar van de gezamenlijke opbouw van duurzame toekomsten.”[4] Het vindt plaats “ergens tussen het niet meer en het nog niet” en betekent “niet zoeken naar gemakkelijke bevestiging, maar naar bewijs dat anderen met dezelfde vragen worstelen. Daaruit volgt dat “wij” ditdus samen doormaken.”[5] Het mag dan zo zijn dat de gezamenlijkheid binnen dit “wij” een onvermijdelijke ongrijpbaarheid heeft die zich niet laat vangen in een goede definitie, maar wellicht geeft dit juist een tastbare betekenis, zelfs al is het enkel intuïtief, aan onze ervaring van het nu geleefde hiaat tussen wat niet meer is en wat nog moet komen. Want de (grotendeels gedeelde) onvrede met de hedendaagse wereld, die in deze tijd van crisis tot uitdrukking komt in meerdere gelijktijdige verschuivingen – economisch, sociaal, militair, cultureel, esthetisch en anderszins, die de diepe structurele tegenstrijdigheden blootleggen van de kapitalistische democratie – is wellicht de gemene deler van het heden. Afgaand op de keten van “een enorme diversiteit aan morbide symptomen” waarin deze crisis tot uitdrukking komt – en die zijn oorsprong vindt in de onderdrukkende ‘uitzonderlijke’ realiteit die normaal is geworden nu ze binnendringt in onze dagelijkse worstelingen – dringt zich de conclusie op, indachtig de observaties die politiek denker Antonio Gramsci tegen het einde van zijn leven deed, dat deze crisistijd een interregnum is dat “precies gelegen is in het feit dat het oude stervende is en het nieuwe niet geboren kan worden”.[6]

Gesteld kan worden dat de leemte tussen de historische tijdperken waarin we nu leven de mijlpaal is van een ingewikkelde en kwellende periode van ontreddering, waarin we onder druk van de nieuwe realiteiten van het heden afscheid moeten nemen van het moderne. Overal om ons heen zien we hoe de bestaande hegemonieën hun greep verliezen, en hoe de erfenis van het westerse modernisme, doordrenkt met de illusie van vooruitgang, kennelijk ontmaskerd wordt en niet meer voor cohesie kan zorgen – dit alles tot ongenoegen van de predikers van de mars van de vooruitgang, van het onveranderd ‘vooruit’ gaan op de ingeslagen weg, van het vasthouden aanbusiness as usual. Onontkoombaar zweven we nu voorbij het eindpunt van het ene tijdperk, onmachtig en niet toegerust om zelfs maar de onderste trede te bereiken van het nog niet. En terwijl we de angstaanjagende vooruitzichten van wat komen gaat voorzichtig aftasten, vallen we ten prooi aan het ongeluk bij uitstek van de dramatische maatstaven van de hedendaagse conditie, nu blijkt dat we er niet toe in staat zijn om binnen het bestaande conceptuele vocabulaire uitdrukking te geven aan nieuwe wegen die zich aandienen.

Neem bijvoorbeeld het functioneren van de kritiek, zelf een geliefd speeltje van het modernisme. De kritiek, een woord dat etymologisch verwant is aan crisis (via het Griekse krino, dat ‘oordelen’ betekent), verzamelt vanuit de actuele omstandigheden negativiteit om zich een mening te vormen, of beter nog een oordeel – zoals bij een ziekte of rechtszaak, of zelfs in de geschriften van de typische kunstcriticus, die handelt vanuit de misplaatste gedachte dat hij het recht heeft een tribunaal in te stellen. De kritiek heeft “fantastisch werk geleverd,” in die zin dat “je mag ontmaskeren, onthullen, ontsluieren,”[7] maar niet mag “repareren, verzorgen, opbouwen, reconstrueren, verbinden”.[8] En doordat de kritiek ons voorgoed vastgeketend lijkt te hebben aan wat we bekritiseren, zijn we veroordeeld tot de sleur van het herhalen van hetzelfde. Wellicht kunnen we ons een weg banen uit de apathie van het vorige tijdperk door dit soort kritiek helemaal achter ons te laten, of ons tenminste op het antagonisme dat erin besloten ligt te heroriënteren en dit naast de logica van de propositie te leggen.

Als we concepten uit vroeger tijden achter ons moeten laten, wat is het dan precies dat we willen dat overleeft, enhoe willen wij zelf overleven?

Want hoewel het concept overleven voor onszelf een specifieke cruciale relevantie heeft, vereist het dat we ons toerusten met de middelen die nodig zijn om het bijbehorende propositionele ethos te herwinnen uit de onduidelijkheid van de nu heersende omstandigheden. Deze accentverschuiving vereist dat we de term ‘overleven’ heroveren uit de laat-kapitalistische, post-democratische toe-eigening ervan als het dictaat van de natuurlijke selectie, oftewel survival of the fittest. Het terugveroverde concept is dan de articulatie van een geheel andere, actieve – en activistische – vorm van overleven: “de meest intens mogelijke manier leven,”[9] en verbindt zo beide betekenissen, zowel die van leven als die van verder leven.[10] Dit is de voorstelling van het leven als een kracht waarmee een individu, zelfs al is haar leven gedoemd tot het niets of gereduceerd tot bare life, haar eigen bestaan behoudt als een bron van mogelijkheden om toekomstige omstandigheden vorm te geven. Ondanks de gepolitiseerde kwetsbaarheden, en misschien zelfs wel vanwege de acute onzekerheden[11] rond een dergelijke werkelijkheid, vereist dit proces dat we duurzame wederzijdse banden aangaan met anderen, of dat nu mensen zijn of andere wezens. Zoals we net al hebben gesteld, is dit dus iets wat “wij” samen doormaken.

Als de tijd waarin we nu leven een interregnum is, dan wil dat zeggen dat “de bestuurders niet meer kunnenbesturen en de bestuurden niet meer bestuurd willen worden”.[12] De socioloog Zygmunt Bauman stelt dat er drie vragen met de hoogste urgentie naar voren komen uit de talloze zorgen die worden opgeworpen door deze systeemverschuiving en de bijbehorende planetaire herschikkingen: institutionele ongelijkheidde toekomst van migranten, en de duurzaamheid van de planeet. Welbeschouwd is de vraag of en hoe we overleven grotendeels afhankelijk van hoe de schaarse en steeds minder toegankelijke middelen die we nodig hebben om te kunnen overleven – ethisch, relationeel, infrastructureel en anderszins – juist tussen deze drie (gerelateerde) terreinen worden verdeeld.

Op basis hiervan willen we bij BAK in 2014 tijdens Future Vocabularies/Survival/ onze artistieke, intellectuele en activistische koersen uitzetten voor de serie propositionele onderzoekingen onder de noemer van overleven.

Als het concept van institutionele ongelijkheid invulling geeft aan de onevenredige verdeling tussen macht en politiek op het wereldpodium – een rampzalige ontkoppeling van de wereldmacht en de lokale politiek die zich manifesteert in de discrepantie tussen grof gezegd tegenstrijdige machten zonder politieke zeggenschap enerzijds en machteloze politiek anderzijds – hoe kan deze diagnose ons dan helpen te begrijpen hoe we het concept (institutionele) infrastructuur opnieuw moeten definiëren? En wat zou dat inhouden voor de vraag hoe we onszelf willen organiseren binnen onze artistieke, intellectuele en activistische praktijk, zodat we met ons werk wellicht vorm kunnen geven aan de maatschappij die we ons wensen? Met andere woorden, wat zou het betekenen als we onszelf zodanig zouden institutionaliseren dat we onafhankelijk zouden zijn van zowel het marktfundamentalisme als het openbaar bestuur dat ons steeds slimmer overheerst? Deze en gelijksoortige vragen zullen worden onderzocht via een serie bijeenkomsten en lezingen onder de titel Other Survivalisms.[13] Deze zullen worden gehouden onder leiding van Boris Buden en Simon Sheikh. In de serie wordt de mogelijkheid onderzocht van gemeenschappelijke institutionalisering als manier om via kunst betekenisvolle trajecten te construeren die ons uit de huidige impasse brengen. Daarnaast wordt een reeks samenwerkingen met andere culturele instellingen georganiseerd rond een project van New World Summit van kunstenaar Jonas Staal, dat middels een tentoonstelling en een aantal discursieve bijeenkomsten onderzoekt hoe kunst het democratisch tekort in onze hedendaagse samenlevingen kan compenseren en tegelijkertijd een zoektocht naar de notie van kunst zelf zoals bekeken door deze optiek gestalte kan geven. Ook zal een nieuwe editie plaatsvinden van New World Academy(NWA), in 2013 gezamenlijk opgericht door Staal en BAK om kunstenaars en vertegenwoordigers van politieke bewegingen te ondersteunen bij de collectieve activering richting een fundamentele democratie”. Bij wijze van een continue parallelle structuur die met alle aspecten van de programmering van BAK verweven is, wordt een learning place – bedoeld als een netwerk van interacties tussen kunst, kennis en de politiek met betrekking tot de overlevingsvragen – opgezet voor en samen met studenten van kunstacademies en universiteiten.

De tweedelige tentoonstelling van Alice Creischer en Andreas Siekmann, In the Stomach of the Predators, sluit conceptueel gezien nauw aan bij de rode draad van planetair overleven en uitsterven. Het brengt ons naar de Svalbard Global Seed Vault, de zadenbank op het Noorse eiland Spitsbergen die is opgezet om alle bestaande landbouwgewassen wereldwijd voor uitsterven te behoeden. De zadenbank wordt echter gefinancierd door net die zakenlobby’s, die door het uitoefenen van hun praktijken en het behartigen van hun eigen belangen verantwoordelijk zijn voor het in gevaar brengen van de diversiteit aan gewassen. In het kunstwerk wordt de logica van de onvermijdelijke rampspoed die blijkbaar van toepassing is op het overleven van genetisch materiaal uitgedaagd via meerdere scripts die zich afwisselend van verschillende talen bedienen, van de beeldtaal van Otto Neurath en de dansdiagrammen van Andy Warhol tot Brechtiaanse theatrale ensceneringen. Creischer presenteert een film over vier dieren die een reis over de wereld maken en Siekmann een installatie van picturale tableaus (beiden gerealiseerd in 2012 – 2013). Samen onderzoeken ze de gevolgen van privatisering van het publieke op het gebied van zaden, land en intellectueel eigendom.

Een andere tentoonstelling – Cardboard Walls van de kunstenaar Aernout Mik, waarin de ecologische implicaties van het Anthropoceen worden blootgelegd[14] – leidt ons naar de nasleep van de (on-)natuurlijke ramp met de kernreactor in het Japanse Fukushima in 2011. Deze gebeurtenis met een enorme wereldwijde impact, waarvan werd beweerd dat het een natuurramp was, kan wellicht beter beschouwd worden als het resultaat van de roekeloosheid, de obsceniteit en het misbruik die kenmerkend zijn voor de genealogie van onze relaties met het milieu en met elkaar. De installatie kaart aan hoe datgene dat wij meenden te beheersen (de natuur), of creëerden en dachten te kunnen beheersen (kapitalistische doctrines), met een dwingende greep de controle over onze levens heeft overgenomen, luid aankondigend dat het volledig door acties van mensen ontworpen tijdperk – het regime van het Anthropoceen – een niveau heeft bereikt waarbij zelfs het overleven op zorgwekkende wijze bedreigd wordt. Het kunstwerk beweegt zich naadloos van angstaanjagende vragen over de toekomst van de planeet naar de hedendaagse discrepanties in macht en politiek, en onderzoekt de druk die het hebben van een vluchtelingenstatus van de eigen ‘soort’ uitoefent op individuen. Zo verweeft het werk de verschillende gedachtestromingen die we hebben aangemerkt als cruciaal voor de herbezinning op, en het leven na, het overleven.

BAK blijft betrokken bij de koers van het vluchtelingencollectief Wij Zijn Hier. We zetten diverse coalities en samenwerkingen van NWA met hen voort. Samen onderzoeken we hoe de ruimte van de kunst een betekenisvolle context kan bieden waarmee we de mogelijkheden voor overleven kunnen debatteren en praktisch kunnen realiseren voor mensen die niet uitgezet kunnen worden en zich zo geplaatst zien in de (on)menselijke conditie van, zoals dat in het huidige jargon van de paradoxale westerse democratie heet, ‘niet-uitzetbare vreemdeling’. Wij maken ons sterk dat er voor hen die in een ravijn zijn gevallen waar ze geen recht hebben op het hebben van rechten (Hannah Arendt), die zich in een situatie bevinden waarin hun recht om tenminste ergens ter wereld te wonen in het geding is, die door machthebbers het recht is ontzegd om deel uit te maken van welke gemeenschap dan ook, dat er voor hen mogelijkheden moeten zijn om aan deze situatie te ontkomen. Voor de reeks bijeenkomsten georganiseerd samen met de leden van het vluchtelingencollectief Wij Zijn Hier en in nauw overleg met Savannah Koolen en Elke Uitentuis van actiegroep Here to Support en activisten Yoonis Osman Nuur en Philip Guya van Wij Zijn Hier, biedt BAK ruimte voor leermogelijkheden en verbinding, oftewel life-in-common. Dit houdt in dat wij als kunstinstituut onze beoogde rol oppakken in het faciliteren van een dialoog en daarnaast het recht waarborgen om verhalen over leven en overleven te vertellen en om daarbij gehoord te worden.

Als al deze projecten een discursief en propositioneel gebaar zijn, gericht op de knelpunten waaromheen wij ons denken en handelen willen structureren, komt dat voort uit ons verlangen om begrip van de contouren van het ‘nog niet’ vorm te geven en aan te scherpen. Willen we het doel bereiken van samen op een andere manier in de wereld leven, dan is het evenzeer cruciaal om de misvattingen te pareren die bestaan rond het concept van het publiek, en ons te ontdoen van de beperkingen zoals die worden gedefinieerd door het gezag. Dit is precies het uitgangspunt van de binnenkort te verschijnen tekstbundel Future Publics (The Rest: Can and Should Be Done by the People): A Critical Reader in Contemporary Art (samengesteld door Maria Hlavajova en Ranjit Hoskote): op basis van het huidige toenemende verzet speculeren over hoe de ruimte van de kunst als politieke ruimte kan worden heringericht. Want nu de bestaande drie-eenheid van de financiële wereld, politiek en media haar verval in een nieuw jasje heeft gestoken, met een nog spectaculairdere vertoning van controle en dominantie, lijkt het enige wat ons nog resteert het domein van de kunstzinnige, intellectuele en activistische praktijk, die zich wil committeren aan een schijnbaar hachelijke hypothese van een andere mogelijkheid, en daarbij intuïtief de taak oppakt om zich de wereld – en het overleven van de mogelijkheid zelf – op een andere manier voor te stellen. En zelfs al is de ‘toekomst’ in ‘toekomstige vocabulaires’ al lange tijd verklaard tot een onwaarschijnlijke overlevende, dan nog lijkt me dat we die toekomst moeten blijven nastreven, in weerwil van haar filosofische en ideologische onmogelijkheid, en ondanks de tijden waarin we leven.

Het team van BAK en ik verheugen ons erop ons in dit streven bij u aan te sluiten.

Maria Hlavajova

Noten:

[1] Het conceptuele raamwerk voor het semester over survival is opgezet in dialoog met de kunstenaar Aernout Mik en de theoreticus Bram Ieven, waarbij zich later de kunstenaars Jonas Staal, Alice Creischer, Andreas Siekmann, Savannah Koolen en Elke Uitentuis hebben aangesloten, samen met de leden van het vluchtelingencollectief Wij Zijn Hier Yoonis osman nuur en Philip Guya en de theoretici Boris Buden en Simon Sheikh.

[2] Adrienne Rich, Arts of the Possible: Essays and Conversations (London: Norton, 2001), p. 150.

[3] Rosi Braidotti gaat in de eerste helft van 2015 voor BAK onderzoek doen naar de hedendaagse conditie vanuit het perspectief van “posthuman knowledge”.

[4] Rosi Braidotti, “The New Activism: A Plea for Affirmative Ethics,” in Art and Activism in the Age of Globalization, Lieven de Cauter, Rubben de Roo en Karel Vanhaesebrouck, red. (Rotterdam: NAi Uitgevers, 2005), p. 270.

[5] Ibid., p. 267.

[6] Nu bijna een eeuw geleden formuleerde Antonio Gramsci de crisis als volgt: “De crisis is precies gelegen in het feit dat het oude stervende is en het nieuwe niet geboren kan worden; in dit interregnum komt een enorme variëteit aan morbide symptomen naar boven.” Selections from the Prison Notebooks, vertaald en geredigeerd door Quintin Hoare en Geoffrey Nowell Smith (New York: International Publishers, 1971), p. 276.

[7] Bruno Latour, “An Attempt at a ‘Compositionist Manifesto’,” New Literary History 41 (2010), p. 474.

[8] Ibid., p. 475.

[9] Jacques Derrida, Learning To Live Finally: The Last Interview, vertaald door Pascale-Anne Brault en Michael Naas (Brooklyn: Melville House, 2007), p. 52.

[10] In zijn essay “The Task of the Translator” (1923) stelde Walter Benjamin dat er, naast het leven van het origineel, sprake is van het overleven daarvan door “vertaling.” Je kunt een parallel waarnemen tussen het kunstwerk en het leven van het individu en de nalatenschap in de vorm van de biografische sporen die zij achterlaat. Zie Walter Benjamin, “The Task of the Translator,” in Illuminations: Essays and Reflections, red. Hannah Arendt, vertaald door Harry Zohn (New York: Shocken, 1969), pp. 69–82.

[11] Bij wijze van speculatieve propositie kan men acute onzekerheid beschouwen als dat wat de situatie dragelijk maakt—zo niet constructief—omdat alle uitkomsten mogelijk lijken.

[12] Zygmunt Bauman, “Times of interregnum,” Ethics & Global Politics, deel 5, nr. 1 (2012), p. 49.

[13] Other Survivalisms ontvouwt zich in de vorm van een openbare redactievergadering (in de serie public editorial meetings) in het kader van het sleutelproject FORMER WEST (2008–2016) van BAK. Voor meer informatie zie het digitale platform en archief van FORMER WEST, online viawww.formerwest.org.

[14] Een term geopperd door scheikundige Paul Crutzen en geoloog Eugene F. Stoermer in 2000. Anthropoceen is een term die refereert naar een nieuw (huidig) geologisch tijdperk die ontstaan is door het effect van menselijke activiteiten op het ecosysteem van de planeet.



Onderdeel van Future Vocabularies, een langetermijn traject gericht op onderzoeken van en voorstellen voor het conceptuele begrippenkader van de kunst