How Much Fascism?

Zelfs een vredig landschap, zelfs een veld waar geoogst wordt, met rondcirkelende kraaien en strovuren, zelfs een weg met passerende auto’s en boeren en stelletjes, zelfs een vakantieoord met een kerktoren en een streekmarkt – alles kan leiden naar een concentratiekamp.*

—Alain Resnais, Night and Fog

Een man in pak, opgesloten in een galerie, zingt steeds dezelfde, pakkende refreinen die over de schoonheid van de jeugd lijken te gaan. De tekst bestaat echter uit de openingszinnen van twee Italiaanse fascistenliederen, _Giovinezza _[Jeugd] en _Vincere _[Overwinnen]. Hij zingt een aantal uur, totdat hij zijn stem kwijt is. Geleidelijk vormt zich achter het raam van de galerie een menigte die hem vergezelt in zijn eenzame gezang. Een paar jonge mannen beklimmen zelfs opgewonden het raam om hun neofascistische insignes voor de camera te laten zien. De performance en video van Cesare Pietroiusti, _Pensiero unico _[Uniforme gedachte], 2003, verwijst naar de onbetrouwbaarheid van het historische geheugen en stelt vragen bij onze medeplichtigheid aan de processen die tot de wedergeboorte en vorming van fascistische groeperingen hebben geleid. Het functioneert als een doeltreffende metafoor voor de wijze waarop het fascistische denken de maatschappij doordrenkt naarmate onze houding ten opzichte van fascisme verschuift van onwetendheid naar verdraagzaamheid en zo de deur naar aanmoediging en steun openzet.

Het uitgangspunt voor het langetermijnproject_ How Much Fascism?_, dat zich richt op hedendaagse uitingen van fascisme, was de verzameling teksten met dezelfde naam van de Sloveense filosoof en politiek activist Rastko Mocnik uit 1995.[1] Te midden van de ontbinding van Joegoslavië bracht Močnik de conflicten en de opkomst van fascistische krachten ‘van de Adriatische Zee tot Siberië’ in verband met de structurele gevolgen van de invoering en reconstructie van perifeer kapitalisme. Tegelijk met de oprichting van verschillende nieuwe staten gebaseerd op nationalistische ideologieën vatte Močnik de reeks sociale gebeurtenissen samen die cruciaal zijn voor dit proces en becommentarieerde hun ‘anti-anti-fascisme’ en cultureel beleid met racistische ondertonen. Hij ontdekte fascistische sociale effecten binnen maar ook buiten periferieën en bracht ze in verband met de algemene processen van het herstructureren van de publieke ruimte in het late kapitalisme. Hij merkte op dat “het nieuwe lokale populisme, het nieuwe ‘fascisme’ en het nieuwe rechts-extremisme manieren zijn waarop we deelnemen aan de Europese of zelfs de wereldgeschiedenis.”[2] In zijn teksten verzet hij zich duidelijk tegen het discours dat toentertijd een verkeerde tweedeling in stand hield tussen enerzijds westerse tolerantie en multiculturalisme en anderzijds extremistisch etnisch-nationalisme van de regressieve periferie.

Sinds Mocnik zijn teksten schreef hebben er negatieve wendingen en een fundamentele ideologische verschuiving plaatsgevonden – zelfs tot de ‘bescherming van de integriteit van traditie en culturele waardes’ zijn bijna verplichte lijfspreuken voor westerse politici geworden. Mocnik stelt dat we ons niet langer moeten afvragen of _er sprake is van fascisme, maar in welke mate_. Het is een startpunt vanuit waar onderzocht kan worden hoe specifieke ontwikkelingen – die vroeger enkel geassocieerd werden met perifere gebieden ‘in de overgang’ naar democratie – zich getransformeerd hebben en naar het hart van Europa zijn opgeschoven. Maar ook hoe deze ontwikkelingen verband houden met de ‘structurele veranderingen’ die onder de noemer neoliberalisme vallen en de daaruit voortvloeiende opkomst van bepaalde uitingen van ‘fascisme’.

Het gebruik van een zo omstreden en ideologisch beladen term als fascisme voor een beschouwing van de problemen waarin de hedendaagse politiek zich bevindt, stuit uiteraard op kritiek, die meestal gebaseerd is op het argument dat het huidige moment niet vergelijkbaar is met de krachten die in het verleden tot fascisme leidden. Zelfs extreemrechtse politieke partijen in heel Europa distantiëren zich – formeel – van fascisme en trachten de term uitsluitend in zijn historische context te plaatsen. Het moge duidelijk zijn dat de verschijningsvormen van en de wegen tot het hedendaags fascisme verschillen van die uit het verleden, soms zelfs drastisch. Maar zelfs al hebben we die vorm nog niet bereikt, veel van de symptomen bestaan al wel: de recente controversiële uitzetting van Roma uit Frankrijk, waarbij voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog mensen puur op grond van hun etniciteit uit West-Europese democratieën worden verdreven; de unificerende werking van de identificatie van ‘buitenlanders’ als vijand en zondebok; de obsessie met veiligheid; de blindelingse bescherming van de macht van het bedrijfsleven; de inperking van vakbewegingen; de onderdrukking en/of mediamanipulatie van protesten en afwijkende meningen; de beperking van de vrijheid van meningsuiting door middel van complexe controle van massamedia; de minachting van intellectuelen en kunst; en de algehele hermilitarisering van de samenleving op basis van de instrumentalisering van angst te midden van een diepe economische crisis.

Ondanks het ontbreken van een definitie van hedendaags fascisme, wat een punt van kritiek was toen Močniks boek voor het eerst uitgegeven werd, is het belangrijk om op deze term aan te dringen. Het moet mogelijk zijn om de tendensen te bespreken die de politieke en maatschappelijke configuraties onthullen die de term fascisme rechtvaardigen – niet als zich herhalende historische structuren maar als hedendaagse verschijnselen waarin het verleden essentieel inzicht verschaft. Veel schrijvers, analisten en theoretici aarzelen niet het hedendaags fascisme te bespreken en benoemen. Socioloog en sociaalhistorisch wetenschapper Immanuel Wallerstein spreekt over de mogelijkheid van ‘democratisch fascisme’, waarbij hij zijn conclusies baseert op de parallellen tussen historisch fascisme als antwoord op de crisis in het kapitalistische systeem en hedendaagse pogingen tot het vinden van systematische oplossingen voor kapitalistische tegenstellingen. [3] Filosoof en schrijver Umberto Eco bespreekt het “oer-fascisme dat in de meest onschuldige vermommingen terug kan keren.”[4] De onbeslistheid van de definitie van hedendaags fascisme mag ons er niet van weerhouden nuchter te kijken naar de wijze waarop het zich ontwikkelt en het te bestrijden. Als we wachten tot we er een goede, wetenschappelijke beschrijving voor hebben gevonden is het wellicht te laat voor duurzame en doeltreffende politieke actie. In deze tijd is er behoefte aan krachtige taal en politieke mobilisering.

In de afgelopen jaren is de opruiende retoriek van de nieuwe rechtse politieke groeperingen, zoals die zich de laatste decennia geleidelijk aan ontwikkeld heeft, verder aangewakkerd door de toenemende maatschappelijke en economische tegenstellingen die het neoliberale kapitalisme op de rand van de afgrond brengen. Maar de processen achter deze verontrustende verkiezingssuccessen bestaan al langer, zoals we zien in de poster en muurschildering van het Deense collectief SUPERFLEX, Foreigners, please don’t leave us alone with the Danes, die voor het eerst in 2002 getoond werd. In de tien jaar na de eerste presentatie heeft de discrete humoristische toon van het verzoek van SUPERFLEX aan buitenlanders – waarbij de dreiging van uitzetting wordt omgezet in een appel aan hen om te blijven en waarbij met zelfspot wordt verwezen naar een multiculturele, zo niet internationale context waarin hedendaagse kunst wordt geproduceerd en verspreid – een donkerdere boventoon gekregen. De politieke retoriek die zich richtte op de bedreiging die buitenlanders zouden vormen voor de samenhang en waarden in de Deense maatschappij – en een openlijk immigrantenhaat-discours te midden van de institutionalisering van racistische wetten – is inmiddels niet meer beperkt tot Denemarken.

Aan het eind van Night and Fog, de mistroostige documentaire over concentratiekampen die Alain Resnais in 1956 maakte, zegt de verteller: “We doen net alsof het maar één keer gebeurd is, op een specifiek tijdstip en een specifieke plaats.” Onze houding tegenover het fascisme uit het verleden ten opzichte van ons heden wordt nog steeds gekenmerkt door ontkenning. Er zijn legio voorbeelden van deze ontkenning en daarnaast de aanvaarding, van deportaties en onmenselijke behandeling van vluchtelingen en allochtonen tot de inmiddels al normaal geworden methoden van de ‘Oorlog tegen het terrorisme’ die ons, toen ze tien jaar geleden voor het eerst aan het licht kwamen, nog choqueerden. Maar deze ‘noodzaak’ van geheime militaire operaties, martelingen van gevangenen, satellietbewaking, en de ‘duistere wereld’ van een na 9/11ontwikkeld militair-industrieel complex zou niet zomaar geaccepteerd moeten worden, aldus Trevor Paglen, die ons daar steeds aan blijft herinneren. Met behulp van fotografie en video brengt Paglen geheime Amerikaanse militaire landschappen en agenda’s aan het licht. Hij benadert zijn onderwerpen zo dicht mogelijk om ze bloot te leggen en zichtbaar te maken. Maar wat er uit die onzichtbaarheid tevoorschijn komt, is niet zozeer een verzameling objecten als wel een beeld van een maatschappij waarin buitengerechtelijk en extraterritoriaal ‘anoniem’ overheidsgeweld een normaal, doelmatig model voor politieke macht is geworden. In One day, instead of one night, a burst of machine-gun fire will flash, if light cannot come otherwise, 2009, beschrijft Milica Tomic acties die zij tussen september en oktober 2009 uitvoerde. Zo liep ze door Belgrado met in de ene hand een plastic boodschappentas en in de andere een Kalasjnikov, op zoek naar vergeten plekken waar tijdens de Tweede Wereldoorlog succesvolle antifascisme-demonstraties hebben plaatsgevonden. Geen enkele keer werd ze door voorbijgangers benaderd of tegengehouden. (Zou dit anders zijn geweest als het niet een lange, blonde vrouw was geweest die de Kalasjnikov met zich meedroeg maar bijvoorbeeld een man met een baard en een donkere huidskleur?) De passie en burgerplicht van de hoofdfiguren van de acties tijdens de Tweede Wereldoorlog zoals uitgedrukt in de interviews die klinken op de achtergrond van de video die het lopen van de kunstenaar documenteert, staan – hoezeer zij vandaag de dag ook ontkend en vergeten zijn – in schril contrast met de lethargie en leegte van het heden.

Open uitingen van fascisme zijn vrij gemakkelijk te herkennen (net zoals het niet moeilijk is te zien dat ze steeds talrijker worden). Maar wij moeten onze aandacht richten op het stille fascisme dat genormaliseerd wordt door het systematische geweld dat in wetten en alledaagse administratie van natiestaten doordringt. Daarnaast dienen we de mechanismen van onderdrukking en de verschillende symptomen van hedendaags fascisme te onderzoeken die gepresenteerd worden als onvermijdelijke, pragmatische noodzakelijkheden. We moeten niet vergeten dat gedurende een periode van bijna twintig jaar, vóór de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog, het historische fascisme, dat in Europa naast of eigenlijk als onderdeel van het ‘normale leven’ bestond en in die tijd aan kracht won, steeds meer aanhangers kreeg en door de staat geïnternaliseerd werd, en dat het zogenaamde ‘normale leven’ op veel plaatsen, zelfs gedurende de oorlogsjaren, voortzette. De tentoonstelling gaat over uitingen van hedendaags fascisme vanuit het perspectief van de keerzijden van democratieën.

In zijn reeks_ Politiek Kunstbezit I–III_ onderzoekt Jonas Staal verbanden tussen kunst en het gebruik ervan voor politieke doeleinden, waarbij inzicht wordt gegeven in de maatschappelijke gevolgen van op naties en op ras gebaseerde politiek en hoe dat in een specifieke context een bedreiging vormt voor de staat als zodanig. Politiek Kunstbezit III: Gesloten Architectuur, 2011, toont het bouwkundige model van een gevangenis ontworpen door Fleur Agema, voormalig interieurarchitect en thans vooraanstaand lid van de Partij voor de Vrijheid. Op basis van de afstudeerscriptie van Agema uit 2004, waarin een voorstel wordt gedaan voor een ‘gefaseerde’ gevangenis waarin het gedrag van de gevangenen actief ‘ontworpen’ wordt, werkte Staal aan een project (bestaande uit videoanimatie, een bouwkundig model, prenten, theatervoorstelling, enz.) waarin de ideeën van Agema tastbaar worden. Aan de hand van een nauwgezette analyse van het complexe, duistere systeem waarmee getracht wordt het gedrag van de gevangenen door manipulatie en de integratie van beloning en straf in het bouwkundige kader te beïnvloeden, nodigt Staal ons uit het model van de gevangenis te zien als metafoor voor de dynamiek van de hedendaagse samenleving (die niet uniek is voor de Nederlandse context).

Het feit dat voor kapitalisme zelf geen democratie nodig is en dat het net zo goed, zo niet beter, gedijt binnen totalitaire regimes is al bekend sinds de extreme en afgedwongen liberaliseringen van vele nationale economieën onder leiding van militaire dictaturen in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw. Marina Naprushkina richt zich in haar werk op de wijze waarop de paradoxen van de autoritaire democratie in Wit-Rusland zich ontwikkelen, een land dat al sinds 1994 gebukt gaat onder het regime van president Alexander Lukashenko. In haar muurtekening Self # governing, 2011–2012, zwaait de kunstenaar met twee vlaggen: de huidige officiële vlag van Wit-Rusland ontworpen door Lukashenko en die van de net zo problematische, oppositionele extreem-nationalistische partij. Het werk analyseert de visuele en taalkundige structuur van het autoritaire regime en brengt de beperkingen van meervoudige ‘democratische keuzes’ in beeld als een retoriek die in werkelijkheid de democratie tot een illusie maakt.

In zijn werk eigent de Turkse kunstenaar Burak Delier zich de neoliberale strategieën van het produceren, beheren en beheersen binnen de cultuurindustrie toe, vaak om te verkennen hoe het kapitalisme werkt in relatie tot autoritaire en repressieve politieke omstandigheden, of zich inspant tot consolidatie en bescherming van de heiligheid van de natie en de nationale identiteit. In 2007 richtte hij een denkbeeldig pseudobedrijf op, Tersyön, dat echte producten maakte, zoals een demonstratiejack, de Parkalynch, dat demonstranten beschermt tegen de politie en de Madimak ’93, een brandbestendig pak. Delier bestudeert de wijze waarop de controlerende samenleving via psychologie en onderzoek naar consumentengroepen ons door exploitatie van onze wensen onder dwang zet, en brengt zo het onzichtbare, ‘zachte fascisme’ ter sprake, dat niet gebaseerd is op gewelddadige onderdrukking, maar op lusteloos consumptiegedrag.

Nadenken over en kritisch onderzoeken hoe de taal van de media leidt tot verschuivingen in de publieke opinie over wat aanvaardbaar en wenselijk is voor een bepaalde samenleving is van cruciaal belang om te kunnen begrijpen hoe uitingen van fascisme zich vermenigvuldigen, en in welke mate we allemaal betrokken zijn bij hun systemische groei. De reeks The Details, 2003–2011, van filmmaker Avi Mograbi bestaat uit korte selecties van zijn langere docu-ficties waarin het politieke geweld in Israël aan de kaak wordt gesteld. Mograbi’s films benadrukken het systematische geweld van de staat en de manier waarop het zich manifesteert in het dagelijks leven, en bevragen de persoonlijke en collectieve gevolgen, terwijl het voortdurend het idee van de ‘direct cinema’ ondermijnt.

Met haar foto’s bewerkt Lidwien van de Ven de potenties van een documentaire benadering en investeert ze in het politieke vermogen alsook de omvang, betrokkenheid en zelfs de medeplichtigheid van de gaze. De drie foto’s die worden gepresenteerd in de tentoonstelling documenteren een aantal recente politieke gebeurtenissen in Europa: het electorale succes van de extreemrechtse politieke partij Front National in Frankrijk; de steun van de Dutch Defence League voor Geert Wilders tijdens het proces waarin hij terecht stond wegens het aanzetten tot haat en discriminatie in Nederland en Angela Merkels excuses aan de familie en vrienden van de mannen die vermoord waren door de Neonazi’s (de Döner-moorden) in Duitsland. Van de Vens beelden laten datgene zien dat in de mediaverslaglegging onzichtbaar blijft en leggen zo, nauwgezet, de ideologische achtergrond van de media bloot.

Mladen Stilinovic plaatst fragmenten van woorden en beelden naast elkaar om zo de basis van taal te onderzoeken. In veel van zijn werken, waaronder ook de reeks collages getiteld_ Insulting Anarchy, 2005–2012, gebruikt hij humor in zijn benadering van veel voorkomende kwesties die beschouwd kunnen worden als vruchtbare grond voor diverse populistische ideologieën, zoals werkloosheid, verslechterde arbeidsomstandigheden, corruptie, verpaupering, bezuinigingen, consumentengedrag en agressieve staatspolitiek – factoren waarvan typische ‘overgangsmaatschappijen’ zoals Kroatië doordrongen zijn maar die ook op steeds grotere schaal voorkomen in voormalige bolwerken van westerse liberale democratieën. Etcétera… maakt gebruik van humor en ironie om de sociale hiërarchieën van het dagelijkse leven en de mechanismen van onderdrukking aan de kaak te stellen. In 2004 bedacht Etcétera… het ‘errorisme’, een politieke en filosofische beweging die onderkent dat het maken van vergissingen (‘errors’) een menselijke eigenschap is in een kapitalistische wereld die wars is van fouten en mislukkingen. Voor deze tentoonstellingen nam Etcétera… het boek _Chile Ayer Hoy [Chili Gisteren Vandaag], dat in 1975 in Chili door uitgever Editora Nacional Gabriela Mistral tijdens het militaire regime van Augusto Pinochet gepubliceerd werd, om te kijken naar het ideologische gebruik van afbeeldingen en symbolen bij de constructie van de logica en natuurlijkheid van het fascisme en de manier waarop deze elementen in sociale structuren opereren.

De tentoonstelling houdt zich bezig met uiteenlopende details en gefragmenteerde verhalen, de ‘kortsluitingen tussen het bijzondere en het universele’ die volgens Mocnik een kenmerk zijn van de hedendaagse vormen van fascisme. Tevens wordt er een aantal casestudies gepresenteerd waarvan de ‘lokale’ bijzonderheid getoetst wordt aan bredere maatschappelijke veranderingen. Tegelijkertijd houden de tentoongestelde werken zich actief bezig met de vraag welke rol kunst speelt in tijden waarin democratie steeds meer wordt overgedragen aan deskundige organen die totaal geen verantwoording afleggen aan de kiesgerechtigden. Bovendien lijdt het weinig twijfel dat de kunstwereld en de kunstinstellingen zich niet daar bevinden waar besluitvorming plaatsvindt. Echter, zonder het concept fascisme opnieuw te willen definiëren of alleen als verklaring en rapportage over fascistisch denken te functioneren, wijst de tentoonstelling op de mogelijkheden van kunst om onze kijk op de wereld te veranderen. Omdat voor de toekomst de keuze tussen fascisme en een meer egalitaire maatschappij nog steeds bestaat, heeft kunst, door het vermogen kennis te vergaren, de verbeelding van politieke en maatschappijkritiek te voeden en een bijdrage te leveren aan een beter inzicht in maatschappelijke processen en de onderliggende aspecten daarvan, een verantwoordelijkheid die zij niet aan zich voorbij mag laten gaan.

Endnotes:

* Nederlandse vertaling van de Engelse tekst. De historische Nederlandse vertaling door Victor van Vriesland van het Franse origineel is na te lezen in E. W. van der Knaap, De verbeelding van Nacht en nevel (Groningen: Historische Uitgeverij, 2001), p. 174.

[1] Rastko Močnik, Extravagantia II: Koliko fašizma? (Ljubljana: Studia Humanitatis, 1995).

[2] Rastko Močnik, “Extravagantia II: How much fascism?” Red Thread 1 (2009), http://www.red-thread.org/en/article.asp?a=19.

[3] Immanuel Wallerstein, Historical Capitalism with Capitalist Civilization (New York: Verso, 2011), p. 162.

[4] Umberto Eco, “Eternal Fascism: Fourteen Ways of Looking at a Blackshirt,” http://www.themodernword.com/eco/eco_blackshirt.html. Ook gepubliceerd inNew York Review of Books (1995): pp. 12–15.

A text authored by What, How & for WHOM=WHW on the occasion of the group exhibition, How Much Fascism?, curated by What, How & for Whom/WHW. The exhibition took place at BAK between 29 September till 23 December 2012. For more information regarding How Much Fascism?, please see here.